Armoede Algemeen

Project Armoede: ACW

Soorten armoede

1. Absolute of volledige armoede
Absolute armoede is een zaak van leven en dood. Absolute armoede houdt in dat je te weinig geld, voedsel en kleding hebt om van te leven, maar eigenlijk te veel hebt om dood te gaan. Dit is leven op het bestaansminimum. Absolute armoede vind je vooral in ontwikkelingslanden.

2. Relatieve armoede
Van relatieve armoede is sprake bij een ongelijke verdeling van inkomens. Je bent niet absoluut arm, maar je hebt wel minder dan iemand anders. Je buurman heeft bijvoorbeeld twee auto's en jij alleen een fiets; je buurman gaat op vakantie naar Venezuela en jij moet thuisblijven omdat je voor een vakantie geen geld hebt.

3. Sociale armoede
Sociale armoede is dat wanneer je door geldgebrek niet meer met het normale leven met alle dingen kunt meedoen, bijvoorbeeld een abonnement op een tijdschrift of krant is dan al gauw te duur. Of je gaat bijvoorbeeld niet meer naar een verjaardag toe, omdat je geen geld hebt om een cadeautje te kopen. Doordat je een telefoon niet meer kunt betalen, raak je ook in een isolement. Dit alles betekent dat je sociale contacten steeds minder worden.

4. Armoede bij werkende
Armoede komt niet enkel voorbij mensen die geen job hebben. Het komt ook voor bij mensen met een laagbetaalde job. Mensen waarbij er maar één kostwinner is en waarvan er verschillende afhankelijke gezinsleden zijn. Gezinnen die er niet in slagen een voltijdse job te vinden en die deze wel kunnen gebruiken. Deze mensen hebben bijvoorbeeld meerdere schoolgaande jeugd.

5. Kansarmoede
Bij kansarmoede gaat het om een Multi – aspectuele armoede – situatie. Naast een relatief laag inkomen wordt armoede gekenmerkt door een veralgemeende achterstelling of uitsluiting op het vlak van opleiding en vorming, huisvesting, welzijn en gezondheid, vrijetijdsbesteding en cultuur, politieke en sociale zeggingskracht.

6. Generatiearmoede
Dit duidt op een vicieuze cirkel waarbij armoede doogegeven wordt van generatie op generatie. Het gaat om mensen die doorheen de geschiedenis gaan aansluiting konden krijgen met de welvaartsmaathscappij. Ze zitten als het ware in een kringloop van armoede en slager et niet in te ontsnappen aan de uitsluiting.

Stagevoorbeeld van een generatie-arme familie.

De grootouders Willy en Jenny kwamen als eersten in budgetbegeleiding bij het OCMW. Willy is voor 66% invalide en het koppel krijgt een ziektevergoeding. Ze hebben verschillende schulden die afbetaald moeten worden. Willy en Jenny kregen drie krinderen. Saskia, Freddy en Christine. Zij zijn ook allemaal cliënt bij het OCMW. Saskia hield een café open maar ging failliet. Nu werkt ze via het OCMW in het kader van artikel 60. Freddy huwde maar door de grote schuldenberg die hij met zijn vrouw opbouwde, kwam er een collectieve schuldenregeling. Christine trouwde ook en kreeg vier kinderen: Kenny, wesly, koen en stefanie. Er waren verschillende problemen in het gezin: Christiine haar man had een drankprobleem en de kinderen werden verwaarloosd. Dit had als gevolg dat ze geplaatst werden: Kenny en Wesly bij de grootouders, Koen en Stefanie bij een gezin. Maar door de gedragsproblemen wesly stelde , wer hij geplaatst in een voorziening van begeleid zelfstandig wonen. Kenny en Wesly zijn ook in begeleiding bij het OCMW. Wesly werkte via wonen/werken maar werd ontslagen. Nu zal via de abeidstrajectbegeleiding opnieuw naar werk gezocht worden voor hem. Kenny leeft van een werklooshiedsvergoeding en is in budgetbegeleiding. Dit voorbeeld toont aan dat het niet eenvoudig is om de kringloop van generatiearmoede te doorbeke

De kringloop van armoede

Mensen die in armoede leven merken dag in dag uit dat ze geen toegang hebben tot kansen
en mogelijkheden die andere wél krijgen. Armoede kan dus niet herleid worden tot alleen
maar een inkomensprobleem.
Armoede in onze samenleving is een samenhang van vele elementen, die vaak tegelijk
aanwezig zijn bij arme gezinnen: moeilijkheden in het onderwijs, slechte
tewerkstellingskansen, een te gering inkomen, ongezonde huisvesting, moeilijke
thuissituaties … Dit alles vormt een kluwen dat we omschrijven en visualiseren als de
kringloop van de armoede.

De problemen uit de kringloop van armoede kunnen zowel oorzaak als gevolg zijn. Mensen
in armoede worden geconfronteerd met vele samenhangende problemen, die elkaar
versterken, wat de kans om de kringloop te doorbreken bemoeilijkt.

De kringloop in woorden

http://www.patsenco.be/lesbrief/Lesbrief_Patsenco.pdf

Onderwijs

De meeste armen zijn laag of niet geschoold en hebben slechts lager of middelbaar
onderwijs (beroeps of bijzonder onderwijs) genoten. Sommigen verlaten de school zondervoldoende te kunnen lezen of schrijven. Bij de kinderen thuis is er ook niet veel mogelijkheid om te leren: de ouders kunnen nie thelpen met het huiswerk, begrijpen de schoolwereld niet, er is geen ruimte of een rustig hoekje om huiswerk te maken … Hoewel het onderwijs wettelijk gezien gratis is zolang kinderen leerplichtig zijn (18 jaar), hebben arme ouders het financieel niet makkelijk om in de
schoolkosten van hun kinderen te voorzien: schoolgerief, kosten voor vervoer, geld voor schoolreizen … De kinderen worden vaak ook uitgelachen op school om hun kleding en hun leefomstandigheden. Het schoolmilieu is weinig afgestemd op de leefwereld van kinderen die opgroeien in armoede en de onderwijsmethodes zijn vaak niet aangepast aan het werken met sociaal kwetsbare kinderen. Door hun achtergrond hebben de kinderen vaak moeite met de gehanteerde normen, gebruiken en verbale denkpatronen op school. Ook de leerstof die weinig aan hun leefwereld en ritme is aangepast, slaat wonden in hun zelfvertrouwen. Men
merkt dat schoolachterstand bij kinderen uit kansarme gezinnen al vroeg begint en in de schoolcarrière almaar groter wordt. De armsten verlaten vroeg de school om te gaan werken.

Arbeid

Arbeid is belangrijk om te kunnen participeren aan de samenleving. Een betaalde baan biedt niet alleen een inkomen en toegang tot sociale zekerheid, maar zorgt ook voor sociale contacten en is belangrijk voor je identiteit en je maatschappelijke erkenning. De hoge eisen op de huidige arbeidsmarkt (gespecialiseerde opleiding, diplomavereisten, beschikken over vervoersmiddelen, flexibiliteit …) bieden echter weinig kansen voor wie zwak staat. Lage scholing leidt meestal tot zwaar en laag betaald werk, vaak slechts tijdelijk, via interimarbeid of zelfs via zwartwerk. Doordat armen geen werk vinden of slechts af en toe werken, hebben zij een laag en onstabiel inkomen. Vaak is het samengesteld uit flarden arbeidsinkomen, sociale zekerheidsgelden (o.a. kindergeld) en vervangingsuitkeringen (o.a. leefloon of invaliditeit).

Huisvesting

Doordat armen weinig geld hebben, gaan ze op zoek naar een goedkopere woning. Wie
financieel weinig ruimte heeft, raakt niet aan een betaalbare en aangepaste woning. In de
zoektocht naar een huurwoning moeten ze zich noodgedwongen met weinig tevreden
stellen. Door het tekort aan sociale woningen, komen mensen met een laag inkomen terecht
op de private huurmarkt, waar ze te veel huur betalen voor een woning van slechte kwaliteit.
Verhuurders van woningen kiezen sneller voor ‘risicoloze’ huurders. Voor sociaal zwakkere
groepen zoals alleenstaanden, éénoudergezinnen, mensen die leven van een leefloon …
wordt het steeds moeilijker een woning te vinden. De armsten leven heel vaak in vochtige,
kleine, onveilige huizen met onvoldoende sanitaire voorzieningen.

Gezondheidszorg

Een ongezonde woonsituatie, gevaarlijke werkomstandigheden en een onevenwichtige
voeding zal in vele gevallen gezondheidsproblemen met zich meebrengen. Uit angst voor
medische kosten en omwille van hun financiële situatie zullen armen pas in uiterste nood
naar de dokter gaan. Ook administratief is er vaak een obstakel: vaak is men niet ‘in orde’
met het ziekenfonds, zodat men niet zeker is van medische bijstand. Bepaalde groepen zijn
ook moeilijker verzekerbaar.

Wie zijn deze armen?

De kringloop van de armoede zien we het duidelijkst bij de harde kern van mensen die van
generatie op generatie arm zijn. Maar we merken dat meer en meer mensen in de kringloop
terecht komen: langdurig werklozen, alleenstaande ouders met kinderen, oudere mensen
met een te klein pensioen, gehandicapten, vluchtelingen … Deze mensen noemen we
bestaansonzeker omdat hun inkomen te klein is om te kunnen leven in welzijn. Als die
bestaansonzekerheid blijft duren hebben ze geen middelen meer om voor zichzelf en hun
kinderen een toekomst uit te bouwen. Daardoor krijgen hun kinderen minder kansen en is de
kans zeer groot dat ook zij later bestaansonzeker worden. Zo komen ook zij in de kringloop
terecht.

Kijken naar armoede

Niet alleen het model van de kringloop van armoede helpt ons om armoede nader te
bekijken. Vrancken ontwikkelde een ideaaltypisch verklaringsschema waarin vier
armoedemodellen onderscheiden worden. Het zijn vier manieren waarop naar armen en
armoede gekeken wordt en waarbij oorzaken geduid worden.
Deze vier modellen kunnen dienst doen als raamwerk en zijn een goede vertrekbasis om de
discussie rond armoede in groep te stimuleren of te duiden.

De vier armoedemodellen

http://www.patsenco.be/lesbrief/Lesbrief_Patsenco.pdf

1. Sommigen leggen de schuld van de armoede bij de armen zelf. In de volksmond heet
het dat de arme lui is, zijn of haar geld verkwist of weigert zich ‘behoorlijk’ te
gedragen. We spreken dan van het‘individuele schuldmodel’. Ofwel laat men dan
de armen gewoon aan hun lot over ofwel gaat men over tot disciplinering, verplichte
integratie of verwijdering uit de samenleving. Op die manier wil men de ‘hinder’ die
armen door hun ‘eigen schuld’ veroorzaken aan de samenleving beperken of
ongedaan maken.

2. Anderen tonen iets meer begrip en linken de armoede aan situaties die de armen
overkomen buiten hun wil, bijvoorbeeld ziekte, een handicap of het overlijden van een
kostwinner in het gezin. Volgens dat‘individuele ongevalmodel’ hebben de armen
tegenslag gehad in hun leven. Als samenleving of als individu heb je dan de plicht om
die mensen te helpen: steun aan weduwnaars en weduwen, gehandicapten, zieken
of arbeidsongeschikten. Als dat niet gebeurt op basis van individuele liefdadigheid
maar georganiseerd wordt, evolueren we in de richting van de sociale zekerheid. De
vrijwillige verzekeringen (het ziekenfondsmodel) passen hier het best bij. De neiging
bestaat hier om een onderscheid te maken tussen de zogenaamde ‘goede’ armen (zij
die een individuele tegenslag hebben gekend) en de ‘slechte’ armen, die toch zelf
‘schuld’ hebben aan hun toestand.

3. Plotse veranderingen in de maatschappij kunnen slachtoffers maken. Er zijn
economische crisisperiodes, automatiseringen die bepaalde beroepen overbodig
maken, migraties van arbeidskrachten maar ook van bedrijven, oorlogen, enzovoort.
Wie op die manier naar armoede kijkt, hanteert bewust of onbewust een
‘maatschappelijk ongevalmodel’. Daarbij veronderstelt men dat, zodra de
maatschappelijke situatie weer ‘normaal’ wordt, de armoede zal verdwijnen. In
afwachting moet de samenleving een opvangsysteem uitwerken. Dat gebeurt hier via
de sociale zekerheid, maar op grotere schaal.

4. Toch kunnen we met dat model niet uitleggen waarom er ook in periodes met een
goede economie armoede blijft bestaan. Volgens de structurele benadering zit
armoede ingebakken in de maatschappelijke ordening zelf en zou die ordening haar
eigenheid verliezen als armoede eruit zou verdwijnen. Armoede zou zelfs ‘positieve
functies’ vervullen in onze samenleving en bijvoorbeeld het vuile, onaantrekkelijke en
slecht betaalde werk in de samenleving voor haar rekening nemen. De prijzen van
die goederen en diensten blijven laag omdat de armen een arbeidsreserve vormen.
Armen vormen ook een afzetmarkt voor tweedehandse goederen of producten van
slechte kwaliteit. Bovendien vervullen armen ook een morele functie: ze dienen als
voorbeeld om mensen op het rechte pad te houden of bevestigen het sociale gevoel van de beter begoeden voor liefdadigheid.

Mensen die een verhoogd risico lopen om in het armoede circuit terecht te komen.
- Langdurig werkloos
- Mensen met een ziekte of een functionele beperking
- Alleenstaande ouders met kinderen
- Een verkeerd budgetbeheer
- Een zelfstandige met een te hoge schuldenberg van het faillissement.

Socio – culturele participatie bevorderen van maatschappelijke kwetsbare mensen: Een nieuwe OCMW – tendens. Vanhooren Karen 2005 (thesis)

Organisaties

• ‘T kringske (Izegem)
• De vrolijke kring (Ronse)
• Straathoekwerk (Kortrijk)
• Samenlevingsopbouw
• Schuldbemiddeling (Wevelgem)
• De vaart (Kortrijk)
• Den Engel ( Roeselare)
• Caw Piramide (Kortrijk)
• Poverello (Kortrijk)
• Wieder (Brugge)
• Onderwijs opbouwwerk (Kortrijk)
• Welzijnsschakels

Sociaal artistieke projecten

• Unie der zorgelozen
• Victoria Deluxe
• ‘t Hope
• ‘t Uilekot
• Welzijnszorg

Decennium doelstellingen

• Gezondheidsongelijkheid tussen arm en rijk halveren
• Het aantal gezinnen waar niemand werkt halveren
• Voor elk gezin een inkomen garanderen dat de Europese armoederisicodrempel bereikt
• 150.000 nieuwe betaalbare huurwoningen
• De laaggeletterdheid bij jongeren terugbrengen tot 3%
• Armen op alle mogelijk manieren uit hun isolement halen

Cijfermateriaal

Armoede in België: In ons land krijgen meer dan 15% van de bevolking ooit wel eens te maken met armoede. Één op zeven personen IS arm in België.
Armoede is meer dan alleen geen geld hebben. Het financiële probleem is echter wel het meeste zichtbaar. Armoede heeft een multi-aspectueel karakter. Ze zijn vaak tegelijk aanwezig bij arme gezinnen. Vele samenhangende problemen versterken elkaar.
Ze hebben het moeilijk in het onderwijs, slechte tewerkstellingskansen, een te klein inkomen, ongezonde huisvesting, moeilijke thuissituatie, schuldenlasten..
Nog andere oorzaken zijn langdurige werkloosheid of ziekte, geldverslindende verslavingen, alcoholisme, verslaving aan drugs, kopen op afbetaling (live now, pay later).
Vooral alleenstaanden, eenoudergezinnen, ouderen en jongeren, vrouwen en zij die geen woning hebben lopen meer kans op armoede.
Deze mensen zijn extra kwetsbaar door het feit dat ze laaggeschoold zijn, uit gebroken gezinnen komen, ziek worden of invalide zijn, vaak hun job verliezen, en nog zoveel meer.
Ondanks het feit dat er uikeringen en bestaansminima bestaan, functioneert onze welvaart nog lang niet perfect. Er is echter meer aan de hand. De familiale banden zijn minder hecht dan vroeger, het sociale weefsel rafelt uit, niet iedereen kan omgaan met onze 24-uurseconomie. Door dit alles vallen er vele mensen door de mazen van het net.
Men spreekt van generatiearmoede als armoede doorgegeven wordt van vader op zoon, van de ene generatie op de anderen. Zij slagen er niet in te ontsnappen aan de levenslange uitsluiting.

Armoedegrens

Voor een alleenstaande ligt die grens op een inkomen van minder dan ongeveer 800 euro per maand. Voor gezinnen (2V + 2K) wordt de grens bepaald op een inkomen van minder dan 1.700 euro per maand.
14,7% van de Belgische bevolking leeft onder de armoede grens. 78% van de armen is niet tewerk gesteld op de arbeidsmarkt.
Mensen die onder de armoedegrens leven, besparen gemiddeld 40% meer geld uit dan anderen. Alleen op tabak staat er geen rem. Ze besparen op reizen, vrijetijdsbesteding, privévervoer, gezondheid en voeding.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License